Aan de rand van Yerseke vind je natuurgebied de Moer. Een prachtig landschap met een bijzonder uiterlijk en een mooi verhaal. Het is heerlijk om hier te wandelen en te fietsen over de uitgezette route. Ook kun je hier prachtig fotograferen en spot je onderweg allerlei interessante feitjes.
De Moer wordt ook wel het openluchtmuseum van Zeeland genoemd. En dat is niet zo gek, want het is één van de meest waardevolle natuur- en cultuurlandschappen van onze provincie. Hier broeden en verblijven heel veel soorten vogels. Ook groeien er bijzondere planten, die je ergens anders niet snel tegenkomt. Maar hoe is dit gebied ontstaan en waar komt de naam vandaan?
Nu is het misschien lastig voor te stellen, maar zo’n 2000 jaar geleden was de Moer niet meer dan een afstervend moerasbos. Dit vormde een dik veenpakket, waar de zee rond 350 na Christus diepe geulen in uitschuurde. Ook de kleilaag die onder het veen lag, kreeg deze diepe kreken door de stroming. Daarna slibden deze weer langzaamaan dicht met klei en zand. Zo klonk het omringende veen weer in en kwam het lager te liggen, waardoor er zogenoemde ‘kreekruggen’ ontstonden, die hoger in het landschap liggen. Deze soort hobbels werden rond het jaar 800 gebruikt voor kudden schapen en wegen.
De Moer was in de middeleeuwen een ontzettend waardevol gebied. Zout was in die tijd erg duur, maar er was genoeg van te vinden in het veen onder de grond in de Moer. Dat zout zit in het Oosterscheldewater dat via laaggelegen poelgronden omhoog komt. Dit zorgde – en nu nog steeds – voor veel drassige stukken grond. Toen er veen werd gestoken om zout te winnen, moest eerst de deklaag verwijderd worden. Deze grond is daarna slordig teruggegooid en dat kan je nog steeds heel goed zien, want zo heeft de Moer het hollebollige uiterlijk gekregen. Zover je kan kijken zie je weilanden met kuilen en hobbels: een uniek plaatje en zeer fotogeniek.
De Moer is nu nog steeds een waardevol gebied, specifiek vanwege de flora en fauna! Het gebied is bijzonder vogelrijk. In het voorjaar zie je de vele weidevogels broeden, zoals de tureluur, kluut, kleine plevier en grutto en ook eenden, zoals de wintertaling en de slobeend. En hoewel de Moer mooi is in elk seizoen, heeft het najaar wat bijzonders voor je in petto. Dan kleurt het hele gebied rood van de zeekraal, wat hier groeit door de invloed van het zoute water. In de winter spot je de duizenden ganzen die hier komen overwinteren: de kolgans, rotgans, brandgans en de kleine rietgans.
Je kunt het gebied gemakkelijk bezoeken. Er zijn namelijk openbare verharde wegen die door heel het gebied slingeren. Tussen 15 juli en 15 oktober is er een speciale wandelroute te volgen van 2,5 kilometer, die begint op het kruispunt van de Schelvrijwegeling en de Reeweg. Je loopt midden in het landschap, soms over de drassige bodem. Onderweg zie je allerlei panelen met tekst die uitleg geven over een bepaalde soort vogel, plant of een mooi verhaal vertellen.